De grondradar zendt een elektromagnetisch signaal uit. De (plaatselijke) laagovergangen in de weg reflecteren dit signaal en deze reflecties worden gemeten door de ontvanger.
Voorbeelden van laagovergangen zijn bijvoorbeeld asfalt/fundering, fundering/zand, zand/ondergrond maar ook een plaatselijk laagovergang bijvoorbeeld asfalt/lucht (wat een scheur of onthechting inhoudt).
Het signaal plant zich in ieder een medium (materiaal) met een bepaalde snelheid voort. Omdat we de snelheid van het signaal weten in bv asfalt kan de dikte van het materiaal worden berekend.